Vorige pagina | Blokschema | Volgende pagina |
Inleiding
Leerdoelen In dit hoofdstuk leer je:
|
Inleiding
Bij het maken van persproducten wordt een mengsel van grond- en hulpstoffen verwerkt tot een dik deeg met een laag vochtgehalteVochtgehalte
Percentage vocht in een product. Uit het verkregen deeg kan men, door persen, eindloze strengen produceren van verschillende vormen. Pas daarna wordt het product op lengte gemaakt.
De op deze manier gemaakte drop- en gomproducten hebben een andere vorm en structuur dan de vergelijkbare gietproducten. Kenmerkend hierbij is de aanwezigheid van bepaalde zetmelen in het product en de vormvastheid bij hoge temperatuur. De gekozen bereidingswijze stelt eisen aan de samenstelling van het product. Een eenmaal gekozen productie-installatie beperkt dan ook de mogelijkheden om te variëren met de receptuur.
De bewerkingen kunnen bestaan uit het afzonderlijk koken van de massa in een geschraapte warmtewisselaar en vervolgens vormextrusie of uit een kook-en vormextrusie-proces in één combi-apparaat.
Er ontstaan eindloze massieve of holle snoeren, matjes, kabels enzovoort.
Bij gietdegen maakt men gebruik van dunkokende zetmelen. Het deeg moet op hoge temperatuur vloeibaar zijn om verder verwerkt te kunnen worden.
Bij persdegen gebruikt men hoofdzakelijk dikkokende zetmelen. Het deeg is dan vormbaar terwijl het heet is. Natief zetmeel is voor dit doel zeer geschikt. Daarnaast is tarwebloem een belangrijke grondstof. Na het uitpersen van de massa is deze vormvast geworden.
Vorige pagina | Naar boven | Volgende pagina |